Désirée de Bruijn: 'We misten de drop en hagelslag'.
Désirée de Bruijn: 'We misten de drop en hagelslag'. Foto: Joep Derksen

'Ik mag er toch best trots op zijn'

veteranen n De komende weken, voorafgaand aan Bevrijdingsdag, mag De Teylinger exclusief drie verhalen publiceren uit het nieuwe Veteranenboek Teylingen. Désirée de Bruijn – Neijenhuis (53) was als Matroos 1e klasse zes maanden lang in De Sinaï. ' Andere veteranen vinden, dat wij maar een pretuitzending hebben gehad. Ik kan me daar druk om maken, want ik vind dat niet rechtvaardig.'

Tekst: Joep Derksen

Als enig kind moest Désirée de Bruijn alles zelf uitzoeken. Ze kwam daarbij vaak op voor anderen. "Ik kan absoluut niet tegen onrechtvaardigheid of kinderen die gepest worden. Ik was individualistisch en maakte altijd mijn eigen keuzes.'' Het was geen verrassing voor haar ouders toen De Bruijn aankondigde, dat ze bij de marine wilde, maar haar vader waarschuwde wel voor een omgeving waarin vrouwen niet altijd gewaardeerd werden. "Ik kom uit een familie, waarvan vrijwel alle mannen bij de mariniers, luchtmacht of landmacht hadden gezeten. Ook mijn vader zat bij de marine. Ik zou de eerste vrouw in mijn familie zijn. Nu nog vind ik het jammer, dat mijn opa nooit heeft meegemaakt, dat ik in dienst ging. Al weet ik eerlijk gezegd niet, of hij het leuk had gevonden.''

Toen De Bruijn op haar vijftiende voor de mavo slaagde, wilde ze al bij de marine, maar ze werd vanwege haar leeftijd nog niet aangenomen. Ze volgde twee jaar een mode- en kledingopleiding, om de tijd door te komen. Haar vader was in eerste instantie bezorgd: 'Wat moet je daar in die mannenwereld?'', maar toen De Bruijn eenmaal ging, was hij supertrots. De Bruijn solliciteerde bij de marine maar kreeg in eerste instantie te horen dat er een aanmeldingstop was. Vervolgens controleerde haar vader of dit klopte, maar dat bleek niet zo te zijn. Na het plegen van wat telefoontjes mocht ze toch op de keuring in Amsterdam verschijnen. Het was voor De Bruijn de eerste kennismaking met een wereld, waarin conservatieve krachten het 'oude jongens krentenbrood leven' graag wilden behouden.

Mannenwereld

De eerste maanden van de opleiding bleken bijzonder zwaar te zijn. "In mijn geval helemaal, omdat wij op een gegeven moment een marinier toebedeeld kregen, die een hekel had aan vrouwen in dienst. Hij kon het helemaal niet dulden, dat ik de beste was in schietoefeningen. Hij heeft me uitgekafferd, met opmerkingen als: 'Wat doen meiden hier?!' en 'Zie je wel dat je niets kunt'. Gelukkig was er ook een baksmeester, die meer op mijn hand was.'' Maar toch, iedere keer wanneer De Bruijn de betreffende marinier tijdens haar diensttijd tegen kwam, kreeg ze een sneer.

Als vrouw heeft ze alle uitdagingen overwonnen, die ook aan haar mannelijke collega's voorgelegd werden.",Ik ben geen Marva geweest. Ik heb dat altijd als een apart, minder zwaar onderdeel binnen de marine gezien. Ik werd gewoon onderdeel van de marine en was één van de jongens. Het was een verademing tussen al die mannen. Met mannen kun je rechtuit communiceren. En omdat ik mijn mondje wel kon roeren, paste ik precies in dat wereldje.''

Varen

Omdat de sterkte van haar ogen niet goed genoeg was, mocht De Bruijn niet varen, dus werd ze ingedeeld voor bijzondere dienst. Als verbindelaar zou ze vier tot acht jaar aan wal moeten zitten. "Dat was een tegenvaller, want ik wilde gaan varen. Maar toen kreeg ik de keuze om naar Curaçao of de Sinaï te gaan. Dat werd de Sinaï, want zo'n woestijn leek mij een uitdaging.'' Na een aantal weken opleidingsoefeningen, zoals marsen, schieten, granaten gooien en het geweer in en uit elkaar zetten, vertrok De Bruijn met veertig anderen vanaf Schiphol naar de Sinaï.

"In die tijd mocht je nog in uniform reizen. Mijn man, die ik heb ontmoet tijdens mijn uitzending, kwam vier maanden later in de Sinaï aan en ging dus ook later weg. Maar op de terugvlucht moest hij in burgeruniform naar huis.'' Aangekomen in Caïro moest De Bruijn nog een busrit van zes uur ondergaan, maar bij aankomst in het kamp voelde ze zich direct welkom. "Het Nederlandse contingent zorgde ervoor, dat je jezelf thuis voelde. Iedere nieuwe lichting die aankomt, wordt namelijk welkom geheten door de aanwezigen. Iedereen staat dan verplicht in een rijtje om handjes te geven.''

De Bruijn sliep samen met een andere vrouw in een hoodge: een grote container met een lange gang, waar aan de zijkanten de kamers lagen. "Mijn opdracht was om de telefooncentrale te bedienen. Als verbindelaar kon ik ingedeeld worden bij de telex of de telefooncentrale en voor dat laatste koos ik. Wij moesten contacten onderhouden onderling en deden dat door verbindingen te leggen met behulp van het indrukken van knopjes. Maar ook als mensen 's avonds naar huis wilden bellen en dit collect call moest gebeuren, regelden we dat.''

Telefoon

"We werkten met elf contingenten samen. De Nederlanders zaten daar met de Militaire Politie (FMPU) en de Verbindingsdienst (FSGU). De MP moest de orde in en buiten het kamp zien te handhaven. Dat was wel nodig, want je zit toch zes maanden lang met elkaar op de lip. Er kunnen relletjes uitbreken.'' Maar eigenlijk is haar uitzending nooit écht spannend geweest. "Als ik werkte, zat ik achter de telefoon en wanneer het werk af was, heb ik alleen maar feest gevierd. We konden doen en laten wat we wilden. Er was een zwembad, tennisbanen, sportschool en je kon er squashen. Of je ging op je vrije dag een dagje naar Tel Aviv of de markt in Beer-Sheva. Dat was geen probleem, zolang je maar vóór zeven uur 's avonds terug was. Dit waren welkome afleidingen, want verder was er niet veel in en rond het kamp, midden in de woestijn.''

Mooie aandenkens aan die tijd heeft De Bruijn nog altijd: ,,In El Arish kon je handdoeken en goud kopen. En op een kruispuntje langs de weg was een klein pottenbakkertje, die allerlei soorten kruiken maakte. En bij de Amerikanen op het kamp kon je RayBan zonnebrillen kopen: dit is allemaal naar huis verstuurd. Ook keken we ontzettend uit naar de post en pakketten vanuit Nederland; we misten de drop en hagelslag. En als je dat dan kreeg; dat waren echt de leuke momenten.''

Soms keek ze vol verbazing naar de onderlinge grappen die militairen uit andere werelddelen met elkaar uithaalden. "De Fiji's waren enorme mannen, net grote kleine kinderen, die de meest grove geintjes pleegden. Soms tot bloedens toe. Dan reed één zo'n Fiji op de fiets door een grote grindbak, maar die vrienden van hem hadden het voorwiel losgedraaid, waardoor die Fiji viel en begon te bloeden. En de rest maar lachen!'' Aan Bacchus werd ook geofferd: "Als je bij de Fiji's werd uitgenodigd kon je grog meedrinken; het was een soort drug, waar ze alcohol en van alles in gooiden. Het was bocht dat je dronk, maar je werd er helemaal dronken van.''

De Bruijn is tijdens haar uitzending nooit in uniform op pad geweest. "Als we het kamp uit gingen, was het echt als burger. Wel reden we in officiële MFO auto's, die zorgden voor ontzag. We mochten op onze vrije dagen nooit gebruik maken van het openbaar vervoer. Tijdens het werk hadden we wel het uniform aan. We hadden desk sergeants die dat graag wilden.'' Een van de meest schokkende ervaringen was, toen MP's moesten uitrukken om een klein meisje uit een put te halen. "Meisjes waren niet zoveel waard en af en toe werden ze in een put gestopt om daar te sterven.''

Pretuitzending

Heeft u bijgedragen aan de vrede tussen Israël en Egypte? "Vanuit het perspectief van de peace keeping force, waar wij onderdeel van waren, wel. We zaten daar om de twee landen uit elkaar te houden. Als je er nu weer naar toe gaat, dan kun je buiten het kamp niet zonder kogelvrij vest rondlopen en kun je alleen onder begeleiding van het Egyptische leger naar buiten. Het zal wel zo zijn, dat ik heb bijgedragen, maar zo voelt het niet. Als je uitgezonden wordt, kom je doorgaans in een oorlogssituatie terecht. Daar hebben wij niet gezeten. Andere veteranen vinden, dat wij maar een pretuitzending hebben gehad. Ik kan me daar druk om maken, want ik vind dat niet rechtvaardig. Er zijn ook mensen gestuurd naar Libanon, die daar helemaal niets hebben meegemaakt.''

Het mooiste, wat De Bruijn heeft overgehouden aan haar uitzending is zonder twijfel haar man Kees. "Hij was op het Zuidkamp geplaatst en ik ontmoette hem pas in augustus. Ieder jaar werd de Force Skill gehouden; een soort competitie tussen de contingenten onderling. Dan moest je een soort stormbaan afleggen; mijnen steken, over touwen lopen en met z'n allen over een grote muur komen. Ik wilde zelf niet meedoen, want ik heb een hekel aan hardlopen. Maar we stonden aan te moedigen. Kees ging bij het hardlopen helemaal stuk. Hij zat daar uit te hijgen op een steentje, met een natte handdoek op zijn hoofd. Ik heb hem onder mijn hoede genomen, net als ik in mijn jeugd deed. Twee dagen lang zijn we bij elkaar geweest, hebben zitten stoepen (met z'n allen praten op de stoep', roofen (op het dak) en roomen (met z'n allen op één kamer).'' Nadat ze allebei terug waren in Nederland bloeide de relatie eigenlijk pas echt op.

Ze blikt nog een keer terug op die periode in haar leven: "Eigenlijk was het toch een pretuitzending. Voel ik me wel veteraan? We zijn bezig geweest met peace keeping. Ik mag er toch best trots op zijn.''

Veteranenboek Teylingen

Het verhaal van Désirée de Bruijn is een van de 32 verhalen van veteranen uit Warmond, Voorhout en Sassenheim, opgetekend door Joep Derksen in het Veteranenboek Teylingen. Volgende leest u ook het verhaal van Hans Visser.

Exemplaren van het Veteranenboek Teylingen (ISBN: 978-90-828414-2-8) zijn vanaf het moment van presentatie, op vrijdag 26 april, ook te koop bij de boekwinkels, zoals Boekhandel Wagner in Sassenheim, Primera in Voorhout en Boek Kado Enzo in Warmond. De prijs van dit boek met meer dan 140 bladzijden, vol verhalen en foto's, is 12,50 euro. Voor meer informatie, kijk op www.zin-snede.nl.

Het 'Veteranenboek Teylingen; van 1940 tot 2020', is mede mogelijk gemaakt dankzij donaties door de gemeente Teylingen en het Rabobank Bollenstreek Coöperatiefonds.

De Bruijn aan het werk als verbindelaar.
Afbeelding