Op de drempel van de slager

Ik wilde, naar oud-Drentsche gewoonte, op de laatste dag van het oude jaar wafels bakken. De platte heten knieperties. Ze werden in mijn jeugd ook ollejaorskoeken genoemd. Ze stonden voor het bijna voltooide en uitgerolde oude jaar waarvan nu alle geheimen wel waren onthuld. De rollechies heten ook wel neijoarskoeken: het nieuwe jaar is van binnen nog helemaal onbekend. We hebben een passend ijzer en een beproefd recept. Daarbij hoort dat je van tijd tot tijd het ijzer invet met een stukje zwoerd. Moderne mensen zouden dat met bakspray of boter doen, maar ja: moderne mensen bakken geen knieperties. Ik wel. Het verkrijgen van een stukje varkenszwoerd bleek nog een hele opgave. De plaatselijke slager had het niet in zijn assortiment. Ook de lokale grootgrutter kon er mij niet aan helpen, maar hij was behulpzaam als immer. Hij deed mij de naam van een andere slager aan de hand, die mij (nadat ik hem telefonisch benaderde) meedeelde dat hij het gevraagde kon leveren. Dus fietste ik onder een aarzelend decemberzonnetje naar een aanpalend dorp alwaar zich in de plaatselijke Herenstraat reeds een aanzienlijke rij mensen had gevormd die ook bij deze neringdoende iets wilden aanschaffen. We stonden buiten te wachten en dat duurde even. Maar meer dan warme kleren en een dosis geduld heeft een mens in dat geval niet nodig. En het was daar, in de zon en uit de wind, met al die wachtenden nog best gezellig ook. Oude bekenden kwamen elkaar tegen, er werd geschertst en gelachen, zeker toen tot verdriet van één van ons de bierwagen ondanks zijn dringende oproep niet stilhield om hem en ons van iets te drinken voorzien. Tegen de tijd dat mijn pijnlijke voeten en mijn benen niet langer wilden, was ik aan de beurt. Met hernieuwd vertrouwen in de mensheid fietste ik naar huis. Het opgerolde, onbekende nieuwe jaar brengt vast op zijn beurt het nodige aan narigheid. Maar zolang er mensen zijn die het wachten-op-hun-beurt tot kunst verheffen, is er hoop!


egbertvanderweide