Planten met een verhaal

Aan de hand van wat er in mijn tuintje staat kan ik u mijn omzwervingen over deze wereld vertellen. Nou ja, verder weg dan aan de rand van het land heb ik niet gewoond. Maar vergeleken bij de tallozen die nog altijd wonen in het dorp waar ze zijn geboren, heb ik aardig wat van Nederland gezien. In m’n geboorteplaats was de tuin van m’n ouders, en op de eerste twee plekken waar ik op eigen benen woonde had ik slechts een gedeeld balkon en een tuintje van twee gelichte stoeptegels. Daarna werd het allengs meer. Het leuke van tuinieren is dat je niet de enige tuinier bent. Je deelt je tuinvreugde en je dito ergernissen. En wat meer is: je ruilt stekjes uit! Mijn tuin staat (te) vol met wat ik van her en der heb meegekregen. De varen komt bij Bram de Regt vandaan, de geranium kreeg ik van Marien en Nel Jansen. Het zegt u niets, die namen – maar ze zijn mij dierbaar en mijn tuin herinnert mij dagelijks aan hen. De irissen kreeg ik van Tonnie en Corrie. Ik heb stekjes van Mannes en van Bob en Dineke, van Ed en Nel, van Theo, van Xander, van Ton en van de oudste en de jongste zoon. De sedum komt nog bij m’n schoonvader vandaan, maartse viooltjes van Wim en Anneke, riddersporen die in een vorige tuin door iemand waren gezaaid, klaprozen die aan kwamen waaien en niet uit te roeien zijn. Er staan planten waarvan ik telkens weer de naam vergeet, maar niet die van de schenker: de Poortermannen bloeien, zeg ik dan vertederd. Er staat wat ik maar noem 'spul van Miny': een dierbare vriendin die van tuinieren houdt en vooral grossierde in voortwoekerende planten: campanula’s, moederkruid, monarda, anemonen en kantjesbloem. En dan heb ik de ergste woekeraars die ik van haar kreeg achtergelaten, tot vreugde of verdriet van wie mijn vorige tuinen nu beheert. U bent met mij zojuist in Beilen, Kampen, IJsselmuiden, Axel, Nijverdal, Maassluis en Noordwijkerhout geweest. En ik was er ook weer eventjes!


egbertvanderweide